Hondenbankzitters
JOHN: ’Waar denk jij als eerste aan Wanda wanneer ik de volgende namen noem; Astrid Hendriks, Trixie Berbers, Pascha Giezen en Moppie Toonen? Ik help je Wanda; het zijn géén ex-vriendinnetjes maar honden uit de buurt waar ik opgroeide. Ik gaf ze altijd de achternaam van hun baasjes. Er liep ook nog een ‘Sjuul’ Verkaart rond. Dat was een bruine doberman ter grootte van een ree én de schrik van onze wijk. Een keer, ik keek veilig toe vanuit onze huiskamer, had hij prijs en zag ik hoe hij een jongen in zijn bovenbeen greep. Wanneer iemand riep ‘Sjuul Verkaart’ dan maakte je dat je weg kwam. Ik had én heb het nog steeds niet op grote loslopende honden, maar daarin sta ik niet alleen. Wanneer ik hielp bij het kranten bezorgen, ook in hondenweer, moest ik wel eens de Carmelietenstraat “lopen.” Daar had een abonnee een boxer en als die buiten was dan hield ik aan het einde van de route één krant over. ‘Ben je weer iemand vergeten?’ vroeg mijn zus. ‘Nee jij hebt verkeerd geteld’ antwoordde ik dan. Haha.
In de Spoorstraat was een adres waar een Duitse herder vaak in de gang lag. Hoorde hij de brievenbus klepperen, ik deed mijn best, dan greep hij naar de krant. Ik trok de krant weer terug waardoor de hond nog feller werd met als resultaat dat het nieuws versnipperd in de gang viel. Een hondenstreek, maar ik ken geen spijt. Ik handelde uit zelfverdediging toch? Ooit ben ik zo ver omgelopen voor een hond dat ik te laat thuis kwam. Mijn moeder had al afgeruimd. Ondanks haar ‘alles is op’ vond ik gelukkig niet ‘de hond in de pot.’ ‘Ben / was jij bang voor honden Wanda?’
WANDA: De eerste twee namen hadden best namen van je ex-vriendinnetjes kunnen zijn, maar bij de laatste twee, haha. Toen ik eens ergens aanbelde hoorde ik, naast een enorm blafsalvo, een strenge stem roepen: “Wanda, kom hier!” Uh, dan zal je toch eerst de deur moeten openen, en het kan best wat vriendelijker, dacht ik. Je raadt het al wel John, de hond heette Wanda. Ongemakkelijk moment. Bij ons thuis hadden we ook honden. Teddy, Pucky, Bonnie, Blacky en Jip. Jip was een slimme hond, hij kon schrijven! Op de
koelkast stond ineens zijn naam geschreven, drie grote letters, de J, I en P. Toen oma aan haar lieve kleindochtertje vroeg wie dat had gedaan, antwoordde ze: Jip, dat zie je toch! Direct werd het jeugdjournaal gebeld. Een hond die kan schrijven dat is toch bijzonder! Het bleek vals alarm, het dadertje bleek niet de hond... Puberlief had het niet zo op honden als klein manneke. “Wanneer je niet wil dat een hond tegen je opspringt, zeg je nee, nee!”, had ik eens gezegd.
Sindsdien waren de trouwe viervoeters geen honden meer maar Nee-nee’s. Dit is een hele tijd zo gebleven. Of ik bang ben voor honden vraag je. Nee, maar eerlijk gezegd ben ik zeker geen fan van loslopende honden die op me afrennen wanneer ik aan het wandelen ben. “Hij doet niets!” roept het baasje altijd. Ik ben altijd bang voor de “oh sorry behalve deze keer dan”. Over mijn hele rechte pink heb ik een litteken. Dat is de erfenis van een hond die ik aaide terwijl hij at. Dat was niet slim, die hond vond pinken lekker. Nou John, ik ben hondsmoe, tot snel weer.