“Welcome, can i help you?” In een Zandvoorts strandpaviljoen zie ik hoe een serveerster behulpzaam op een ouder echtpaar afstapt. “Wej komme gewoon uut Holland heur”, antwoordt mevrouw snibbig. Dat ze in eigen land in het Engels wordt aangesproken, irriteert haar zowel hoorbaar als zichtbaar. “Uut Brabant zelfs!” voegt ze er nog nors aan toe. Nou, dat laatste was voor mij een volstrekt zinloze toevoeging. Dat ze uit het zuiden van ons land komt, had haar accent al lang en breed verraden. Terwijl mevrouw haar jas over een stoel hangt probeert ze haar woorden nog wat extra kracht bij te zetten: “Ja, wej hebbe al kei ver gerejen.” ‘Oe toch’ ja, zo klink ik dus ook, bedenk ik me als geboren en getogen Brabander. Op een vraag die ik deze morgen hier in Zandvoort aan een ober stelde, kreeg ik een antwoord in het Duits. Later moest ik een niet heel ingewikkelde vraag drie keer herhalen. Eerlijk gezegd, ik had een zachte G-schaammoment toen ik, volgens de mensen die wat noordelijker in ons kikkerlandje wonen, niet goed verstaanbaar was. We kunnen er niet omheen, ook al doen wij, Brabanders, ons stinkende best Algemeen Beschaafd Nederlands te spreken, we verraden hoe dan ook onze afkomst. Iemand die praat over ‘unnenonderboks’, in plaats van een onderbroek, ‘dawizziknie’ zegt als hij dat wist ik niet bedoelt, een varken ‘vêrreke’ noemt, iets ‘sunt’ in plaats van zonde vindt of ‘schiesop’ zegt als er haast gemaakt moet worden, dan weten we… die komt ‘uut Brabant jonguh!’ Maar hé, we mogen toch trots zijn op onze afkomst? Zit je deze zomer aan de Nederlandse kust op een terras; bestel je drankje als volgt; “Ik hai ger unnuncola asteblief!” Breng je een bezoekje aan dierentuin Artis in Amsterdam vertel dan enthousiast dat er ‘unnunmoienolifant’ rondloopt! En laat gerust weten ‘da ge gruwelijk veul schik an ut make bint’ op een gezellig festival!’
Fijne vakantie!